University of Virginia Library

Search this document 
De Americaensche zee-roovers.

Behelsende een pertiente en waerachtige beschrijving van alle de voornaemste roveryen, en onmenschelijcke wreedheden, die de Engelse en Franse rovers, tegens de Spanjaerden in America, gepleeght hebben ... Hier achter is bygevoeght, een korte verhandeling van de macht een rijkdommen, die de koninck van Spanje, Karel de Tweede, in America heeft, nevens des selfs inkomsten en regering aldaer. Als mede een kort begrijp van alle de voornaemste plaetsen in het selve gewest, onder Christen potentaten behoorende.
  
  
  
  

collapse section 
 I. 
 II. 
 III. 
 IIII. 
 V. 
 VI. 
 VII. 
collapse section 
 I. 
 II. 
 III. 
 IV. 
collapse sectionV. 
  
 VI. 
collapse sectionVII. 
  
  
collapse section 
 I. 
 II. 
 III. 
 III. 
 V. 
 VI. 
VI. HOOFTSTUCK.
 VII. 
 VIII. 
collapse section 
  
  
collapse section 
collapse section 
 II. 
 III. 
 4. 
 V. 
 6. 
collapse section 
 I. 
 II. 
 III. 
 IIII. 
 V. 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  

  
  

133

Page 133

VI. HOOFTSTUCK.

MORGAN sendt eenige vaertuygen op de roof in de Zuyd-zee
het verbranden van de Stadt Panama, en het rooven door het heele
Landt, met alle de wreedtheden die de Rovers daer bedreven, ne-
vens haer wederkomst aen het Kasteel van Chagre.

DOen Morgan de Stadt Panama door sijn volck over al hadt doen be-
sctten / commandeerde hy vijs en twintigh man in een Barque / die in
de Haven gebleeven was / by gebreck van water / om uyt te komen; want
men heeft daer hoogh en leegh water / als in de Canael van Engelandt;
als 't hoogh water is / komt 'er soo veel water in de Haven / dat 'er een
Galjoen in komen kan / en met laegh water is het wel een mijl van
de Stadt / het is een modderige grondt. Naer de middagh liet Morgan
heymelijck de brandt in verscheyde huysen steecken / soo dat 's avondts de
Stadt meestendeel in de brandt was. Men liet een gernchte onder het
volck loopen / als dat de Spanjaerden het selver gedaen hadden / som-
mige wilden de brandt stutten / met het laten springhen van verscheyden
huysen; maer ten hielp niet; want het was soo veer gekomen / dat wan-
neer de brandt in een straet quam / in een half uur de gantsche straet ten eyn-
de in de brandt was / ende de huysen haest tot koolen; want het waren
meest houte huysen / evenwel schoone gebouwen / altemael meest van Ce-
dechout / en van binnen versien met schoone schilderyen / die de Spanjaer-
den niet hadden konnen wegh voeren. Daer waren seven mannen / ende
een vrouwen Klooster / nevens een Gasthuys / en een Dom Kerck / met
noch een Parochiale Kerck / die uytstekende kostelijck waren van beeldt-
werck en schilderyen; maer het silverwerck hadden de Monicken met
haer mede genoomen. De Stadt was versien van omtrent twee duysent
kostelijcke Koopliedens / en omtrent drie duysent gemeene huysen / en stal-
len van voerluyden / die het silver van daer naer de noordtkant overbren-
gen: rondtom de Stadt waren verscheyde Boomgaerden / en playsante
Tuynen / versien met alderhande vruchtboomen en moeskruyden. De
Genoucesers hadden daer een heel anesienlijck Gemeen-huys / alwaer het
Comptoir van de Negerye op was / die wierd mede verbrandt. 's Ander-
ren daeghs was de geheele Stadt in assche / behalven omtrent twee hon-
dert packhuysen / en stallen der voerlieden / die soo wat aen een kant wa-
ren; alle de gedierten waren mede verbrandt / met veel slaven / die haer
in de huysen verborgen hadden / en daer niet uyt konden loopen; daer wa-
ren een groote hoop meelsacken / die in packhuysen stonden / dese hebben
een maendt daer na noch gebrandt. De Roovers hadden haer 's nachts
rondtom de Stadt gehouden / vreesende dat de Spanjaerden komen sou-
den; want sy hadden sulck een aensienlijcke macht y de Spanjaerden ge-
sien / datse daer een schrick voor hadden. 's Anderen daeghs wierden alle


134

Page 134
de gequetsten gebracht in een Klooster Kerck / die noch overgebleeven was /
en daer wierdt mede een Corps de guarde van gemaeckt / wordende alle het
geschut rondtom de Kerck gebratht: daer nae liet Morgan sijn volck in ba-
taille stellen / om te sien wat verlies men gehadt hadde. Men bevondt om-
trent twintigh man verlooren te hebben in het veroveren van de Stadt / en
noch omtrent soo veel ghequetsten. Morgan liet die selve dagh een Convoy
van hondert en vijftigh man afvaerdigen / om de tijdinge aen die van het
Kasteel van Chagre, van de geluckighe victorie / te brengen. Dit Convoy
wierdt van het gheheele gros buyten de Stadt geconvoyeert; men sagh 'er
eenighe troepen Spanjaerden / die van ver eens quamen kijcken; maer als
men eenige minen maeckte om na haer toe te gaen / setten sy 't op 't loopen
soo spoedigh als se konden.

Naer de middagh quam Morgan met sijn volck weder in de Stadt / yder
Compagnie nam een Logement / ende een party liepen soecken in de puyn-
hoopen van d'afgebrande huysen / alwaerse noch reedelijcke buyt vonden van
silverwerck / en gemunt silver / dat de Spanjaerden in putten geworpen
hadden. 's Anderdaeghs wierden noch twee partyen afgevaerdight / yder
van hondert en vijftigh man / om op het landt te gaen / en d'inwoonders
van de Stadt te soecken. Twee dagen daer nae guamen de partyen weder
binnen / en brachten wel twee hondert gevangens / soo mannen / vrouwen /
als slaven. Dien selven dagh quam de Barque / die Morgan in Zee ghe-
sonden hadde / weder met noch drie andere Barquen / die sy genoomen had-
den; maer sy hadden haer beste prijs laten varen / het welcke een Gallioen
was / waer in het silver van den Koningh / met alle de juweelen en rijck-
dom van de voornaemste Kooplteden van Panama in was; de Bagijnen waren
daer oock in / met alle de vercieringen van haer Kerck / en haer silver en goud;
dit Schip was alleen maer met seven stucken Canon / en omtrent thien a
twaelf musquetten voorsten; het was oock niet toegetaeckelt / want het had-
de anders niet als sijn onderzeylen / en daer by hadden se gebreck van water /
en de Rovers hadden sijn Sloep genomen / met seven man / die om water
uyt was. Dese Spaensche bootsgesellen berichten de Rovers van 't geen
hier voor verhaelt is / seggende dat het omnogelijck was / dat dese Gallioen
in Zee konde gaen sonder water; maer de Commandeur van de Rovers /
hadt meer lust om sich vol en sat te drincken / en sijn tijdt te passeeren met een
party Spaensche vrouwen / die hy gevangen hadt / als om nae dat Schip
te gaen. 's Anderen daeghs rusten sy haer Barque toe / om het Schip te
soecken / maer sy vonden't niet / alsoo het wegh gezeylt was / hebbende tij-
dingh gekregen dat de Rovers met vaertuygen in zee waren / en sijn Sloep
genoomen hadden. Doen se sagen dat het Schip wegh was / namense ee-
nige barquen / die se aen de Eylanden Tavoga en Tavogilla vonden / met ver-
scheyde goederen gelaeden / en quamen daer mede naer Panama. Daer ge-
komen zijnde / berichten sy Morgan van het geen dat 'er gepasseert was; de
gevangens van het Schip wierden mede ondervraeght / ende seyden datse
wel wisten waer omtrent het Schip geloopen was / maer datse meenden dat
het versterckinge han volck soude gekreghen hebben. Morgan liet daer op


135

Page 135
alle de vaertuygen / die in Panama waren / toerusten / om dat Schip op te
soecken. De Rovers liepen dan weder in Zee met hun vier Barquen sterck /
waer op sy hondert en twintigh man hadden. Sy waren acht dagen in
Zee / sonder yets uyt te rechten / wegens het groote Schip; want het was
den dans soodanigh ontsprongen / datse het niet wisten te vinden. Sy dan
siende dat 'er geen hoop was van het Schip te krijgen / resolveerden weder
naer d'Eylanden Tavoga en Tavogilla te keeren / alwaer se een Schip von-
den dat dan Payta quam / en geladen was met Seep / Laeckens / Biscuyt /
ende Suycker / en hadde omtrent 20000 stucken van achten in gemunt sil-
ver. Sy quamen met dit Schip in Panama met hun Barque / die se gelae-
den hadden met goederen en gevangens / die sy op de Eylanden gekreegen
hadden. Het Convoy / dat Morgan naer het Kasteel van Chagre gesonden
hadt / was wederom gekomen met goede tijdinge / sy rapporteerden dat die
van Chagre twee vaertuygen voor de Rivier om te kruyssen / hadden gestuert;
dese kregen een Spaensch Schip in 't gesicht / dat sy najoegen; die van het
Kasteel lieten hier op de Spaensche vlagh waeyen / en het Spaensch Schip
sich in het naeuw siende / meende daer in de Rivier een vrye haven te vinden;
maer het was de eene wolf nauwelijcks ontkomen / of liep d'andere in de
mondt / want doen het in de Rivier was / bemerckte het wel haest / dat het
in 's vyands handen was gevallen; het was meest met mondkost geladen /
't geen de Rovers best diende / want sy waren slecht daer van in het Kasteel
voorsien. Dit gaf oorsaeck aen Morgan om in Panama langer te blijven / en
het heele landt door te loopen / en te rooven; want terwijl d'er eenige van haer
ter zee op de roof waren / deeden d'andere niet minder te landt / want alle
dagen liep 'er een party uyt van twee hondert man / en als d'eene wederom
quam / was de ander weer gereedt om uyt te gaen. Hier door brachten
sy groote buyt en veel gevangens op / aen wien sy alle daghen de grootste
wreedtheden en tormenten deeden diese konden bedencken / alleen om datse
malkanderen souden verklicken / waer dat haer geldt verborgen was; onder
anderen vonden sy een arm gebreckelijck man in een Heeren huys buyten de
Stadt; dese arme man hadde sich verschoont met een schoon hembt / en
een zijde broeck / die hy in het huys gevonden hadde. Aen de veeter van dese
broeck was een silvere sleutel vast; de Rovers vroegen hem nae de kist / daer
de sleutel toe gemaeckt was; hy seyde dat hy de kist niet hadt / maer dat hy
de sleutel alleen in het huys gevonden hadde. Doen se geen andere beken-
tenisse van hem konden krijgen / wipten sy hem dat sijn armen heel uyt het
lidt waren / daer nae bonden sy hem het hooft soo vast / dat sijn oogen daer
uyt swollen soo dick als eyeren / ende doen hy noch niet en bekende / hingen
sy hem by sijn mannelijcke leeden op / d'een sloegh hem / d'ander sneedt hem
de neus af / d'ander een oor / de derde blaeckerde hem / soo dat men geen
wreeder tormenten konde practiseeren. Op het laetste wanneer de man niet
meer konde spreecken / en sy geen meer tormenten overigh hadden om hem
aen te doen / lieten sy hem door een Swart / met een lancie / doodt steecken.
Veel meer diergelijcke wreedtheden hebbense gepleeght. De Monicken sel-
ver hadden weynigh quartier onder haer; en hadt het niet gheweest / om

136

Page 136
datse hoopten geldt van haer te krijgen / sy souden haer voor al geen quartier
gegeven hebben. De vrouwen hebben sy oock niet verschoont / behalven die
haer wil toestonden; maer schoon sy niet wilden / wisten sy haer daer toe ge-
noegh te krijgen; sy namense uyt de kerck / daer se tn gevangen waren / en
gingen daer mede uyt / onder pretert dat syse van doen hadden / om voor haer
te wassen / maer als syse dan onder haer geweld hadden / deeden sy haer wil
daer mede / of tormenteerden haer met slagen / honger / en meer diergelijcke
plagen. Morgan, die als Generael was / hadde daer in behooren te voor-
sien / en beter ordre gestelt te habben / maer hy was selver niet beter als de rest;
want als men een mooye vrouw gevangen gebracht hadde / versocht hy haer
terstondt tot oneer. Terwijl dat het hier te pas kouit / sal ick een geschiede-
nis verhaelen van een vrouw / welckers naem onsterfelijck behoorde te zijn /
door haer standtvastighydt.

De Rovers uytter Zee gekomen zijnde / hadden eenighe gevangens uyt
d'Eylanden Tavoga en Tavogilla mede gebracht / onder de welcke een rijck
Koopmans vrouw was / zijnde jongh en seer sehoon. Ick sal haer schoon-
heydt hier niet uytbeelden / maer alleen seggen datter geen shoonder in Eu-
ropa kan zijn; haer man was naer Peru gevaren / om eenige negotie aldaer
(nae de maniere van die landen) te doen / en dese vrouw was met haer goed /
nevens eenige van hare vrienden gevlucht: soo drae alsse by Morgan ghe-
bracht / en van hem gesien wierdt / liet hy se terstondt van haer vrienden af-
scheyden / ende alleen in een vertreck met een slavinne brengen / alhoewel de
vrouw / met tranende oogen / versocht om by haer vrienden te mogen blij-
ven; hy liet haer versorghen van al het geen datse nooden hadde / en stuerde
haer alle maeltijden een schootel of twee van sijn eygen tafel / hoewel dat hy
haer een slavin gegeven hadde om voor haer te kooken. Dese vrouwe oor-
deelde dit eerst als een eerbaerheydt van Morgan, en was seer verwondert /
meynende dat de Rovers soo boos niet waeren / als aen haer / en aen meer
andere vrouwen van de Spanjaerden onderricht was; want doen de Span-
jaerden uyt de Stadt gingen / wierden eege daer van door hun vrouwen
versocht / om yets van de Ladronnen, dat zijn Rovers / tot gedachtenisse me-
de te brengen. Andere / die numsgieriger waren / versochten om het ge-
vecht van verr' te mogen sten / maer het wierdt haer van haer mannen ge-
weygert / seggende datse een schrick daer van souden krijgen / niet van te sien
vechten / maer van de mismaeckt heyt der Rovers; want / seyden sy / de Ro-
vers zijn niet gelijck wy lieden / maer sy zijn als beesten; ende beloofden aen
hun vrouwen eenige hoofden te sullen brengen / om haer te laten zien: daer
over veel vrouwen / doense de Rovers sagen / haer verwonderden / seggende:
Jesus, los Ladronnes son camo los Espagnoles. Dat is te seggen: Jesus, de Ro-
vers zijn menschen gelijck de Spanjaerden. Dese Koopmans vrouw / daer wy
van spreecken / seyde mede wegens de geveynsde beleeftheydt van Morgan:
Los Ladronnes son tan corteses come si fueran Espagnoles. Dat is: De Ro-
vers zijn soo beleeft of het Spanjaerden waren. Morgan ging alle dagen wan-
delen in de Kerck / alwaer de gevangens waren / ende liet altijdt sien voor de
tralie van 't vertreck daer dese vrouw in was / en groete haer dickwils / ia


137

Page 137
felss onderhieldt hy haer somtijdts met spreecken (want hy sprack goedt
Spaensch) hy liet haer vrienden en bekenden vryheydt geven om by haer
te komen. Dit hadt omtrent drie dagen geduert / wanneer hy haer tot
oneer liet versoecken / en daer nae versocht hy haer daer selver toe / pre-
senteerende haer eenige kostelijcke juweelen. De vrouw / die eerbaer / en
wel opgebracht was / bedanckte hem seer beleefdelijck / seggende: datse
onder sijn macht was / ende datse seer groote beleeftijeydt in 't eerst aen
hem gesien hadt / datse oock niet hoopte dat de selve nu verminderen sou-
de / en dat sy niet konde gelooven / dat hy diergelijcke gedachten hadde /
alsoo het niet betaemde aen een Opperhooft van soo een aensienlijke macht /
dusdanige dingen te versoecken van een persoon / wiens leven in sijn han-
den stondt. Dese beleefde woorden konden de geyle lust van Morgan niet
voldoen; hy versocht haer noch stercker / en beloofde haer restitutie van
het geen sy verlooren hadt / en dat in juweelen / op datse het te beter soude
konnen bewaren; maer sy excuseerde haer met alle beleef de woorden / die
sy bedencken kost; doch Morgan liet haer niet met vreeden / en vervolgde
haer soo sterck / datse gedwongen wierdt te seggen / by aldien hy yets met
haer lichaem wilde doen / dat hy dan eerst moest maecken dat de ziel daer
van scheyde / ende datse by haer leven yets diergelijcks sou toelaten. Daer
nae sprack sy hem niet meer toe. Morgan wierdt ten laetsten / op de wey-
geringh van dese vrouw / soo gram / dat hy haer in een ander vertreck lier
setten / ende verboodt dat niemandt by haer soude komen. Hy liet haer
kleederen afneemen / en alle dagen soo weynigh eeten geeven / datse naeu-
welijcks het leven daer by konde houden. Hier over bedroesde sy ijaer
niet / maer bleef even standtvastigh / biddende Godt alle dagen / dewijl
dat hy haer soo geliefde te kastijden / dat hy haer doch de sterckte wilde
geven / om tegen de tyrannye van Morgan te konnen bestaen.

Morgan liet dit doen / onder pretext dat dese vrouw correspondentie met
de Spanjaerden hieldt / en datse een slaef met eenige brieven hadt uytgeson-
deden.

Ick hadde nooyt gelooft dat diergelijcke standtvastigheydt in soo een
vrouw konde zijn / indien ick haer selver niet gesien en gesproocken hadt /
alsoo ick altemets haer onderstand van spijs deed / hoewel dat ick sulcks
seer bedecktelijck moest doen. Hier sal noch in 't vervolgh van dit verhael /
van dese vrouw gesproocken werden / hoe datse niet alleen onder haer vyan-
den van het ongeluck is vervolght geweest / maer oock onder haer vrien-
den.

Doen Morgan omtrent drie weecken in Panama geweest / en lustigh ge-
rooft hadt / soo ter zee als te lande / liet hy preparatie maecken om te ver-
trecken. Yder Compagnie moest een seecker getal Muyl ezels soecken /
om de buyt aen de Rivier te brengen / die omtrent acht Spaensche mijlen
daer van daen geleegen was. Ondertusschen warender omtrent hondert
van de sijne / die een accoordt met malkanderen gemaeckt hadden / om
Morgan te laten gaen / en het Schip te neemen dat in de haven lagh / en
daer mede in de Zuydzee te blijven om te rooven / soo lang / tot datse ge-


138

Page 138
noegh hadden / en dan een groot Schip te neemen / om door Oost-Indien
weder in Europa te komen. Ende om tot haer ooghwit te geraken / hadden
sy allerhande vooraedt in een hoek wegh gestopt / te weten kruydt / loodt /
meel en broodt / selfs tot metaele stucken / om op een Schans te leggen / diese
op 't een of 't ander Eyland wilden maecken / om aldaer haer uytvlucht te nee-
men. Haer voorneemen soude geluckt hebben / indien niet een van haer mac-
kers het selve aen Morgan geopenbaert hadt / die terstond de masten van het
Schip liet afkappen / en de brandt daer in steecken / als oock in alle d'an-
dere varquen / die daer by waren / waer door sy van haer voorneemen ver-
steeken wierden. Ondertusschen wierden daer Muyl ezels gesocht / en Mor-
gan liet een party Spanjaerden gaen om rantsoen te halen voor haer vrou-
wen / kinderen en slaven; daer wierden mede eenige Monicken uytgesonden
om rantsoen te haelen voor haer / en voor die in ostagie bleven.

Daer nae liet Morgan alle de stucken vernagelen / en d'ooren afbreecken:
daer wierdt oock twee dagen voor het vertreck van Morgan, een party uyt-
gesonden / om naer de Gouverneur van Panama te verneemen; want hy had
van eenige gevangens verstaen / dat de Gouverneur eenig volck versaemelt /
en verscheyde Embuscaden gemaeckt hadt / om de Rovers de passagie te be-
letten. Dese party wederom gekomen zijnde / berichten Morgan datse geen
Sterckten van de Spanjaerden vernoomen hadden; ende eenige gevangens /
diese mede brachten / seyden / dat de Gouverneur eenigh volck hadde willen
vergaderen / maer datse hem ontloopen waren / en dat hy / by gebreck van
volck / sijn desseynen niet hadde konnen uytvoeren.

Op den 24. February des Jaers sestien hondert een en tseventigh / vertrock
Morgan met al sijn macht uyt de Stadt Panama, met hondert vijf en tseven-
tigh Muyl ezels / met gebroocken en gemunt silver ghelaeden / en omtrent
vijf a ses hondert gevangens / soo mannen / vrouwen / kinderen en slaven.
Dien selven dagh quamen de Rovers een mijl buyten de Stadt / aen de kant
van een Rivier / op een schoon veldt. Het Leger der Rovers campeerde daer
in de rondte / en de gevangens wierden in het midden geset; men hoorde de
geheele nacht anders niet als kermen en schreyen van alle de vrouwen / en soo
veel kleyne kinderen / die niet beter wisten / of de Rovers souden haer mede
naer haer landt voeren; d'een riep om sijn vader / d'ander om sijn vrienden /
de derde om sijn Vaderlandt; en het geen dat noch het slimste was / dat die
arme menschen groote dorst en honger leeden; het was jammerlijck aen te
sien veel arme vrouwen / met kleyne kinderen aen de borst / die niets hadden
om die arme kinderkens te voeden; sy baeden Morgan op haer bloote knyen /
dat hy haer wilde laten gaen / maer het kermen van die arme menschen was
niet genoegh om hem tot eenigh medelijden te beweegen. Hy antwoorde haer /
dat hy niet gekomen was om haer kermen aen te hooren / maer dat hy geko-
men was om geldt te haelen / ende datse soo sonder geldt uyt sijne handen nier
los souden raecken. Dit was al de troost / die dese arme menschen by Mor-
gan konden berkrijgen.

's Anderen daeghs liet hy sijn volck voor uyt marcheeren met alle de gevan-
gens / en hy selver volghde / doen begon het kermen en krijten weer op nieuw /


139

Page 139
een party van de Rovers gingen voor / de gevangens in het midden / ende
d'andere party van de Rovers achter aen. De vrouw / daer wy van ge-
sproocken hebben / liet Morgan alleen marcheeren tusschen twee Rovers /
alwaer d'arme vrouw groot ongemack moest uytstaen / soo van de hitte der
Son / als door de moeylijckheydt van de wegh / gelijck oock meer andere
vrouwen / die dat niet gewent waren. Maer Morgan en belette niet / dat men
de vrouwen goedt deedt / als alleen aen dese ongeluckige vrouw (ick noemse
hier ongeluckigh / en niet sonder reden / want het scheen dat het ongeluck
haer over al volghde) sy hadt last gegeven aen eenige Monicken van haer
kennis / daer sy op vertrouwde / datse ergens geldt souden haelen tot be-
Ontrou-
wigheydt
van eenige
Monicken
taelinge van haer rantsoen; maer in plaets van het rantsoen voor de vrouw
te betalen / verlosten sy haer mede broederen met het geldt van die onge-
luckige vrouw; en indien het niet uytgekomen was door een slaef / die een
brief aen de vrouw bracht / Morgan soude haer nae Geomaica gevoert heb-
ben: maer doen de Rovers selver sagen / dat dit het geldt van de vrouw
was / lieten sy haer gaen / en hielden de Monicken vast. Doen Morgan
tot aen het Dorp Cruz gekomen was / leggende op de kant van de Ri-
vier van Chagre, liet hy aen alle de gevangens weten / datse binnen
drie dagen haer rantsoen moesten opbrengen / of dat hy se anders soude
mede neemen. Onderwijlen liet hy al de Rijs en Mais / die daer omtrent
was / vergaderen / tot victualie voor de Scheepen; een deel van de gevan-
gens wierden daer gelost.

Hy vertrock van het Dorp Cruz den vijf den Maert / met alle sijn ge-
roof de buyt / ende noch een party gevangens / die haer rantsoen noch niet
betaelt hadden / nevens de Monicken / die het geldt van de Koopmans
vrouw gehouden hadden / maer die waren qualijck half weeghs van Cha-
gre, dat 'er geldt quam om haer te lossen. Doen de Rovers omtrent half
wegh van het Kasteel van Chagre waren / deed Morgan haer altemael by
een blijven / en stelde haer voor / dat haer oude ge woonte was (gelijck ick
in het tweede Deel van dit Derhael beschreven heb) een eedt te doen / dat
men de waerdye van een schellingh niet voor sich hieldt / het zy van silver /
goudt / Amber de gris / Diamanten / Paerlen / of andere kostelijcke ge-
steenten; ende dat 'er eenige erempels waren geweest van lieden die een val-
schen eedt hadden gedaen; en dat hy / om diergelijcke dingen voor te ko-
men / goedt gevonden hadde niemandt een eedt af te bergen / maer dat
men een generael besoeck soude doen / sonder dat yemandt daer vry van
soude zijn: de medemackers van Morgan, te weten een party Capiteynen /
die hy sijn voorneemen bekent gemaeckt hadde / vonden dat heel goedt.
Daer wierdt dan van yder Compagnie een man gestelt om te besoecken;
Morgan liet hem (quanssuys) meede besoecken / gelijck oock alle de Ca-
piteynen / soo dat 'er niemandt vry raeckte. De Franse Rovers murmu-
reerden daer tegen / maer sy waren de sterckste niet / en daerom moestense
swijgen; maer hadden de Rovers geweten dat Morgan dat in 't sin gehadt
hadde / sy souden het niet altemael gebracht hebben / het geen se gevonden
hadden. Nae datse altemael besocht waren / begaven sy haer in de Canoes


140

Page 140
en vaertuygen die in de Rivier waren / en den negenden dito quamen sy aen
het Kasteel van Chagre, alwaerse alles noch in goede standt vonden / be-
halven de gequetsten / diese daer gelaten hadden / die waren meest gestor-
ven van honger / want de gesonden hadden 't quaedt genoegh gehadt / al-
soo sy haer hadden moeten behelpen met seecker soort van vogels / die de
Historie
van Vo-
gels, Gal-
linacos
genat.
Spanjaerden Gallinacos noemen / die anders niet leven als van doode
krengen / die waren daer in groote menighte op de verslagen lichamen der
Spanjaerden / en zijn omtrent van gedaene en grootte als een Kalckoen:
de eerste mael dat ick se sagh / schoot ick 'er twee / en meende dat het Kalc-
koenen waren. Dese Dogels zijn seer verslindende van vleesch; want met
hun vieren sullen sy een geheele Os of Paerdt op een dagh op eeten. Als
sy eeten / gevense het van achter weder uyt; sy zijn seer blood' / en derven
geen levendigh dier aen doen / hoe kleyn dat het is / als het sich maer be-
weeght; sy konnen oock door de huydt van eenigh dier niet picken / maer
sy picken eerst d'oogen daer uyt / en maecken een gat daer in / en met ar-
beydt kruypen sy in den buyck van het doode krengh / en eeten het van
binnen eerst op / soo dat het wel altemets op de beenen drooght / en het
vleesch is van binnen wegh; sy doen oock groote schade aen het vee op het
velt; want wanneerder een Koe of Paerdt geworpen heeft / ende dat de
jongen noch weynigh beweginge hebben door de slappigheydt / picken sy
die dadelijck d'oogen uyt; sy weten de Jagers by geheele troepen te vol-
gen / gelijck sy oock de Rovers in Panama deden; want daer gingh geen
party uyt / of daer viel wat voor haer / 't zy van menschen of beesten.
De Spanjaerden begonnen de komst van de Rovers daer oock aen te ken-
nen; want als sy een trop van die vogels in de lucht sagen vliegen / waer-
schouwden sy malkander / en seyden / de Rovers komen; dit hebben de
Spanjaerden self bekent. Dese vogelen zijn door de gantsche vaste Kust /
selfs op eenige Eylanden / gelijck Cuba en Jamaica. Sommige seggen /
datse oock in groote meenighte op het Eylandt Hispaniola geweest zijn / en
datse door toverkonst daer van daen gejaeght zijn; sy onthouden haer meest
omtrent / en selfs in de Steeden / en maecken die schoon van alle onsuy-
verheden / die wegh gegooyt worden / sy zijn altijdt op de huysen en kerc-
ken / en passen op waer dat 'er iets voor haer valt; ja daer kan van geen
huys een stuck vleesch / of yets anders gegooyt worden / of se vliegen met
hun tien of twintigh daer op. Sy konnen oock langh vasten / want (vol-
gens het seggen van veel menschen / die daer op gelet hebben) konnen sy
een geheele maendt wesen sonder eten. De Rovers / die in het Kasteel
van Chagre waren / verhaelden oock / dat sy / doense eerst by de doode li-
chamen quamen / soo mager waren / dat men op haer gantsche lijf geen
twe onen vleesch konde vinden; maer doense omtrent veertien daegen
daer geweest waren / warense soo swaer als Kalckoenen. Ick heb dit
hier in gevoght / om dat 'er diergelijcke vogels in Europa nier zijn.

Doen Morgan met de Rovers aen Chagre gekomen was / vondt hy raed-
saem / dat men in 't eerste den buyt soude deelen / alsoo haer victualie seer
schaers wierdt. Dit wierdt dan soo vast gestelt; en men vondt goedt /


141

Page 141
volgens advijs van Morgan, die een vaertuygh naer Porto Villo sondt / om
de gevangens van St. Catalina aldaer aen landt te setten / als mede brandt-
schatting te eyschen voor het Casteel van Chagre. Twee dagen daer naer
quam het vaertuygh weder / met tijdingh dat de Spanjaerden geen brandt-
schattingh wilden geven. 's Anderen daeghs kreegh yder Compagnie sijn
deel van de buyt / of ten minsten soo veel als Morgan haer gunde / ende doen
wierdt het weder in 't keyn gedeelt / wanneer men bevond dat yder man voor
sijn part twee hondert stucken van achten kreegh; het gebroocken silver wierd
gereeckent op tien stucken van achten het pondt; verscheyde juweelen wier-
den schandtkoop verkocht / en veele juweelen gemist / daer over Morgan pu-
blijck van de Rovers beschuldight wierdt. Maer doen hy sagh dat het ge-
meene volck soo hart begon te murmureeren / maeckte hy terstondt gereedt-
schap om te vertrecken / hy liet het Kasteel demolieeren en in de brandt steec-
ken / nae dat hy het metael Canon daer af ghehaelt hadt / en gingh daer
mede tzeyl / sonder eenigh zeyn te doen / die hem volgen wilden / die konden /
hy wierdt alleen maer gevolght van drie a vier scheepen / die sijn medemac-
kers waren / en die (volgens het seggen van de Rovers) met hem ghedeelt
hadden. De Franse Rovers volghden hem met hun drie a vier / en waren
van sin hem aen te doen / indien sy hem hadden konnen bezeylen. Maer hy
was het beste versien van victualie / en konde sijn kours volgen / maer d'an-
dere soo niet / d'een bleef hier / d'ander daer / om sijn kost te soecken / en vic-
tualie by een te krijgen / om weder naer Jamaica te konnen keeren.